
Er zijn meerdere voedselketens die een voedselweb delen waar deze schakels gemeenschappelijk aan zijn.
Een voedselweb in een ecosysteem draait om producenten zoals algen en planten die gebruikt worden als voedsel voor consumenten, meestal herbivoren. Zij kunnen op hun beurt dienen als voedsel voor carnivoren. Afgestorven resten worden vervolgens gebruikt door reducenten zoals schimmels en bacterien.
De meeste voedselketens in een ecosysteem zijn onderling gekoppeld door hun gedeelde bestanddelen. Dit komt omdat de meeste organismen niet alleen afhankelijk zijn van een specifiek type voedsel, maar een meer gevarieerde voeding nodig hebben. Deze organismen kunnen ook meer dan één soort soort als voedsel dienen.
Wetenschappers gebruiken een topologische benadering om de kansen te schatten dat een voedselweb instort als gevolg van een daling in soortenrijkdom. De R50-index is een bekend model dat gebruikt wordt om de stevigheid van een voedselweb te meten. Als gevolg van de instorting van het voedselweb kan dit leiden tot een algehele ecologische instorting.