De huismus

n98_w1150 by BioDivLibrary is licensed under CC-BY 2.0

De huismus (Passer domesticus) is één van de veertig soorten mussen waaronder de ringmus, die hoort bij het geslacht Passer en de orde van de zangvogels.

De huismus heeft voornamelijk zaden en insecten als voedsel. Doorgaans wordt zijn zang gekenmerkt door getjilp. Het vogeltje beweegt zich lopend of vliegend voort. Het is een standvogel en blijft veelal in de buurt van dezelfde plek. Het mannetje is te onderscheiden van het vrouwtje doordat het zwarter en bruiner getekend is.

De huismus is 16 tot 16,5 cm lang en weegt tussen de 24 en 39,5 gram. Mannetjes hebben een grijze kruin, grijze wangen, een zwarte keel en borst, een zwart masker met witte stip achter het oog, een witte streep op de vleugels en tijdens het broedseizoen een donkere snavel. Het vrouwtje heeft een minder opvallende tekening dan het mannetje, een lichtere oogstreep, wat tekening op de rug en vleugels en een effen lichtbruine borst. Tijdens het rui-seizoen is hun verenkleed vaak moeilijk te herkennen als van een huismus.

De huismus kan gemakkelijk verward worden met andere vogelsoorten, zoals het vrouwtje van de vink, de heggenmus, de ringmus en de Spaanse mus. Deze laatste komt echter zelden voor in Nederland en België.

Vanaf januari zijn mannetjes op zoek naar een geschikte nestplek en beginnen met het inrichten van een nest met droog gras. Ze zijn herkenbaar aan hun zwart verkleurde snavel. Als de nesten aantrekkelijk genoeg zijn, lokt het mannetje een vrouwtje aan door middel van de lokroep of door het uiten van geluiden als van jonge mussen. Vrouwtjes tonen al vanaf januari interesse in bepaalde nesten. Uiteindelijk beslist het vrouwtje waar het nest komt te staan. Het paar bouwt hierna samen het nest af waarin het vrouwtje 4 tot 9 eieren legt. Na ongeveer 12 dagen broeden komen de eieren uit. De jongen zijn naakt en blind en wegen 3 gram. Ze krijgen voedsel van de ouders die afhankelijk is van de beschikbaarheid van insecten. Na twee weken vliegen de jongen uit en blijven nog enige tijd afhankelijk van de ouders. Begin april zijn de eerste jonge huismussen in Nederland waargenomen.

Huismussen zijn dieren die graan- en onkruidzaden eten en zich aanpassen aan wat beschikbaar is. Dat kunnen voornamelijk granen zoals haver, tarwe en gerst zijn. Omdat huismussen geen kiezen hebben, wordt er om de zaden te verterken grit gebruikt. Daarnaast eten ze ook groenten zoals bladeren van verschillende planten en fruit zoals appels en abrikozen. Jonge huismussen voeren de ouders voornamelijk insecten zoals vliegen en muggen. Voedsel voor huismussen kan het hele jaar beschikbaar zijn, zoals duiven- of kippenvoer, maar ook oud brood is niet geschikt vanwege de toegevoegde zout. Beter is het om in tuinen en parken overhoekjes van kruiden en grassen te zetten zodat huismussen op een meer natuurlijke manier aan voedsel kunnen komen.

Er zijn een aantal natuurlijke vijanden van de huismus zoals roofvogels zoals de sperwer, ransuil en kerkuil, kraaiachtigen zoals de ekster, kauw en gaai, spechten en zoogdieren zoals de kat. Ook meeuwen, reigers en soms zelfs kippen kunnen jonge mus eten als de gelegenheid zich voordoet.

De huismus is te vinden in de meeste gematigde en subtropische gebieden over de hele wereld. Deze vogel heeft zich aangepast aan de leefomstandigheden van mensen en wordt daarom als cultuurvolger aangeduid. Er is enerzijds sprake van een natuurlijke verspreiding, maar anderzijds heeft de mens ook actief bijgedragen aan de verspreiding van de huismus.

Er wordt gedacht dat de huismus zich in de prehistorie heeft verspreid door de mensheid en hun landbouw te volgen. Tussen 1850 en 1870 werden deze vogels bewust op verschillende plaatsen in Noord-Amerika, Australië, Nieuw-Zeeland, Buenos Aires, Peru en Zuid-Afrika uitgezet. In 1872 werden ze in Buenos Aires uitgezet en in 1890 in Zuid-Afrika. In 1953 vond de uitzetting van huismussen in Peru plaats.

In de koude gebieden rond de poolcirkel, is de mus in staat om te overleven dankzij de warmte die de mensen creëren. De huismus en de ringmus hebben een gedeeltelijk aanvullend bereik: waar de huismus de meerderheid heeft, zijn er veel minder ringmussen, en andersom.

In de loop van zowel zomer als herfst zijn juveniele huismussen te vinden die zich verspreiden over een groter gebied. Dit wordt ook wel dispersie genoemd en kan zowel een plaatsverwisseling als een trek naar een nieuwe locatie betekenen. De verste afstand die ooit door een juveniele huismus is afgelegd is 545 km.

Uit onderzoek vanuit Duitsland en het Verenigd Koninkrijk blijkt dat 91% van de teruggemelde huismussen binnen een straal van 2 kilometer van de geboortegrond wordt gevonden, terwijl 6% op een afstand van 2 tot 7 kilometer wordt gevonden. Echter, slechts 5% van de kleine zangvogels zoals de huismus wordt terug gemeld. Het is vooralsnog onbekend waar de overige 95% naartoe zijn gegaan. Dit laat zien dat een enkele kolonie huismussen bij gunstige omstandigheden de omgeving kan herbevolken.

Het aantal broedparen van huismussen in Nederland is sinds de jaren 1970 afgenomen. In de jaren 1970 was de schatting ongeveer 1 a 2 miljoen. Tussen 1990 en 2000 is dit aantal bijna gehalveerd. Ook in Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk is een daling waar te nemen. Echter, sinds 2000 lijkt het alsof het aantal broedparen stabiliseert. In nieuwe steden zoals Almere is de situatie voor de huismussen veel gunstiger dan in oude steden zoals Amsterdam, waar een afname van 90% is gezien. De huismus is, na de merel, de meest algemene broedvogel in Nederland en in andere Europese landen vinden we ook florerende populaties van deze soort. Internationaal staat de huismus daarom met de aanduiding veilig op de IUCN-lijst. De oorzaken van de achteruitgang na 1980 zijn nog niet bekend. Er worden verschillende redenen genoemd.

Er is een verschil tussen het beschermen van de omgeving en het beschermen van de vogel zelf. In Nederland is dit beide gecoverd. De omgeving, genaamd habitat, wordt beschermd door de Flora- en faunawet. Belangrijke habitat-elementen zoals nesten, schuilplaatsen en gezamenlijke slaapplaatsen (roosten) zijn het hele jaar door beschermd. Dit wil zeggen dat deze elementen niet zomaar verwijderd, weggenomen of afgesloten mogen worden als er werkzaamheden zoals dakrenovaties, zonnepanelen en groenbeheer plaatsvinden. De vogel zelf, evenals de eieren en jonge vogels, zijn ook beschermd. De huismus staat als ‘gevoelig’ op de Nederlandse rode lijst om aan te geven dat de aantallen onrustwekkend zijn sinds 2004. In Vlaanderen staat de huismus als ‘achteruitgaand’ op de rode lijst.

In Nederland en Vlaanderen zijn er veel verenigingen en stichtingen die zich bezighouden met het onderzoek en bescherming van de huismus. Er zijn verschillende aanbevolen maatregelen, zoals het plaatsen van mussenpannen, gierzwaluwneststenen, huiszwaluwnestkommen, vogelvides, nestkasten en mussenpotten. Ook het jaar rond voedsel aanbieden, wintergroene planten, heggen, hagen en meer openbaar groen in de steden aanleggen, dragen bij aan de bescherming van de huismus.

Sinds 2012 worden de habitat-elementen van de Huismus in kaart gebracht met het landelijke project ‘Zet de Huismus op de Kaart’, met het doel deze te beschermen. In Nederland maakt het inzichtelijk maken van de aantalsontwikkeling van ongeveer 35 stadsvogels, waaronder de Huismus, deel uit van het Meetnet Urbane Soorten (MUS)-project. Hiervoor worden de Huismussen geïdentificeerd door middel van kleurringen.

In 2011 is in Nederland de eerste “Soortenstandaard van de Huismus” uitgebracht, in opdracht van de Dienst Landelijk Gebied. Deze soortenstandaard biedt praktische handvatten aan bedrijven die tijdens hun werkzaamheden met de beschermde vogel worden geconfronteerd. Het doel ervan is te voorkomen dat bedrijven tijdens hun werkzaamheden de Flora- en faunawet overtreden. Deze Soortenstandaard van de Huismus wordt periodiek herzien. In 2015 is de tweede versie verschenen.

De huismus heeft verschillende varianten die onderverdeeld kunnen worden in twee groepen: de domesticus-groep en de indicus-groep. Terwijl de domesticus-groep voorkomt in Europa, Noord-Afrika en Arabie, is de indicus-groep in Azie te vinden. Twee soorten uit de indicus-groep zijn trekvogels die de winter doorbrengen in dalen en de zomer in de bergen nestelen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: