
Het geslacht paardenkastanje (Aesculus) bestaat uit ongeveer twintig soorten. Deze plant komt vooral voor in het noordelijk halfrond, waaronder Noord-Amerika, Zuidoost-Europa (Albanie en Griekenland), de Himalaya, China en Japan. Het is een kensoort voor het onderverbond Ulmenion carpinifoliae, dat behoort tot het verbond van els en gewone vogelkers ( Alno-padion). Het hout van de paardenkastanje is licht en niet duurzaam, en doet denken aan het hout van de wilg en de populier.
De oorsprong van de witte (of gewone) paardenkastanje ligt op het Balkan-schiereiland en in Anatolie. In de midden van de 16e eeuw werd de paardenkastanje door Ogier Gisleen van Busbeke (gelatiniseerd tot Busbequius), die gezant was in dienst van de Duitse keizer bij de Osmaanse sultan, naar West-Europa gebracht. Naast de paardenkastanje werden ook de sering en verschillende bolgewassen, waaronder de tulp, in West-Europa geïntroduceerd.
De tamme kastanje (Castanea sativa ) is een lid van een compleet andere plantenfamilie.
In Nederland is de witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) de meest voorkomende soort, gevolgd door de rode paardenkastanje (Aesculus × carnea). De rode paardenkastanje is een kruising tussen Aesculus hippocastanum (witte bloemen) en Aesculus pavia (rode bloemen). De witte paardenkastanje heeft een brede stam en kan tot 25m hoog worden. Aan de voet van de kroonbladen zit een honingmerk en onbestoven bloemen hebben gele vlekken en een hoge nectarproductie. Na bestuiving verandert de kleur van oranje naar rood, afhankelijk van de hoeveelheid nectar. De rode paardenkastanje kan tot 20m hoog worden.
De handvormige, samengestelde bladeren van de paardenkastanje hebben een typisch hoefijzervormig bladmerk met meer dan drie bladsporen bij de voet van de centrale bladsteel. In mei staat de boom in bloei, waarbij de eindstandige bloempluim, ook wel kaars genoemd, aan de buitenkant van de kroon te vinden is. Alle soorten van deze boom zijn eenhuizig en hebben een- of tweeslachtige bloemen.
De vrucht is een driekleppige bolster die een doosvrucht vormt. Helaas kunnen de zware, houtachtige zaden (kastanjes) overlast veroorzaken als de bomen langs straten staan. Om dit tegen te gaan, kunnen er twee cultivars gebruikt worden: ‘Baumannii’ voor de witte paardenkastanje en ‘Plantierensis’ voor de rode paardenkastanje. Deze cultivars zullen geen kastanjes geven.
In veel Europese landen is de paardenkastanjemineermot het neerslaan. In Nederland, als gevolg van de opwarming van de aarde, is er hevige schade waardoor er zelfs vroegtijdige bladval optreedt. De paardenkastanje is gevoelig voor de schimmel Verticillium waardoor bomen afsterven. De schimmel blijft in de bodem, waardoor er geen nieuwe bomen op dezelfde plaats kunnen groeien. Jonge bomen kunnen aangetast worden door de schimmel Guignardia aesculi, wat te zien is aan bruine verkleuring en necrose van het blad.
In 2002 werd voor het eerst in Nederland (Haarlemmermeer) een onbekende ziekte aan de witte paardenkastanje geconstateerd die aanleiding kan geven tot het doodgaan van de bomen. De bast van de boom ontwikkelt roestbruine vochtige plekken die bloeden met een stroperige vloeistof. Soms spreekt men van de kastanjebloedingsziekte. De ziekte heeft zich inmiddels verspreid over het gehele land en er wordt onderzoek gedaan naar de veroorzaker. In 2005 bleek al 31% van de bomen ziek te zijn. Er lijkt steeds meer op dat bacteriekanker (Pseudomonas syringae) de oorzaak is. Infectieproeven lieten dezelfde symptomen zien. Daarnaast is de ziekte ook aangetroffen in Engeland, Duitsland, België, Frankrijk en Italië datzelfde jaar. De bestrijding is moeizaam en er worden schimmel- en bacteriewerende middelen gebruikt.
Vroeger werd de vrucht van de paardenkastanjeboom veel als medicijn gebruikt om paarden te behandelen tegen hoest. Dit is waar de naam vandaan komt. Ondanks dat de paardenkastanje eetbaar is voor geiten en varkens, is deze giftig voor mensen.
Vegetatief vermeerderde cultivars worden langs straten, lanen, parken en plantsoenen als sierbomen geplant. Zaailingen, die generatief vermeerderen, worden gebruikt voor aanplanting in bossen.
De zaden van de paardenkastanje kunnen worden gebruikt als medicijn. De aanwezige actieve bestanddelen, zoals aescine, looistoffen en flavonglycosiden, worden meestal omgezet in een tinctuur. Deze tinctuur heeft een krampstillende en pijnstillende werking en heeft ook een sterke invloed op de bloedvaten en aders. Bovendien helpt dit middel tegen reuma, maag- en darmklachten en borstontsteking. Verder kan er ook een thee worden gebrouwen die nuttig is bij hoest.
Vanuit een chemisch oogpunt bevatten de vruchten van de paardenkastanje saponine, wat betekent dat ze kunnen worden gebruikt als wasmiddel of shampoo, ofwel in poedervorm of als afkooksel
De witte paardenkastanje heeft bloemen met een geel, oranje en rood midden. Als de bloemen bevrucht zijn, heeft het een rood hart, waardoor het honingmerk niet meer zichtbaar is voor de insecten.
.