
Het dier ( Vulpes vulpes ), ook wel gewone of rode vos genoemd, is een lid van de hondachtigen. De wetenschappelijke naam voor de soort werd vastgesteld door Carl Linnaeus in 1758 en gepubliceerd als Canis vulpes.
De vacht van de vos is meestal roodbruin, maar kan ook beige, helderrood, zilverkleurig of zwart zijn, vooral in de bergen. Sommige donkere variaties hebben andere namen, zoals brandvos of kruisvos. Ook albino’s komen voor. De oren en onderbenen zijn zwart, terwijl de staartpunt vaak wit is met enkele witte haren eromheen. De bovenlip, bef en wangen hebben vaak een witte of bruine “traandruppel”. Sommige dieren hebben een staalachtig grijze keel en buik, met een witte ster op de borst. In de paartijd heeft het vrouwtje, de moervos, een roze glans op de onderzijde.
De vos heeft een slanke snuit en lange, dikke, ruige staart. Zijn schouderhoogte varieert van 35 tot 40 centimeter en hij staat hoog op zijn poten. De kop-romplengte bedraagt tussen de 50 en 80 centimeter, terwijl de staartlengte 32 tot 48 centimeter is. Het gewicht van de vos varieert van 6 tot 10, soms 15 kilogram, waarbij de mannetjes meestal groter zijn dan de vrouwtjes.
De vos jaagt vaak alleen, meestal in de nacht of in de avond, maar in rustige gebieden kiest hij ervoor overdag te jagen. Deze opportunistische roofdier is een echte allemansvriend: hij eet bijna alles wat hem voor de kiezen komt. Met harde sprints kan hij tot zestig kilometer per uur lopen, hoewel dit niet de normale snelheid is – tussen zes en dertien kilometer per uur is meer het gemiddelde.
De prooien van de vos zijn meestal kleine en middelgrote dieren, zoals kevers, muizen, knaagdieren, konijnen, hazen, vogels, eieren, regenwormen en egels. Ook vruchten en bessen, vooral bramen, alsook aas, placenta’s en afval worden gegeten. Hieruit blijkt dat de vos een omnivoor en opportunist is. In de Oostvaardersplassen eet hij bijvoorbeeld in het voorjaar veel ganzenkuikens. Deze dieren negeren kikkers, padden, mollen en spitsmuizen.
Om te overleven, heeft een vos dagelijks ongeveer 500 gram voedsel nodig. Soms doodt de vos meer prooien dan hij nodig heeft, vooral op plaatsen waar de prooien niet kunnen ontsnappen, zoals kippenhokken of kolonies van grondbroedende vogels als kokmeeuwen. Hoewel hij voedselresten begraaft en later weer opzoekt, legt de vos geen voedselvoorraden aan. Toch is hij meestal uiterst succesvol in het vinden van begraven voedsel.
De leefomgeving van een vos bestaat meestal uit een groep van ongeveer zes dieren. Dit omvat een dominante mannelijke rekel en een dominante vrouwelijke moervos, die worden vergezeld door meerdere vrouwtjes, hoogstwaarschijnlijk uit voorgaande worpen. In het algemeen zijn alle vrouwtjes in een groep aan elkaar verwant. Zodra rekels volwassen zijn, worden ze verjaagd uit de groep. De ondergeschikte moervossen dienen als helpers, die bijdragen aan de opvoeding van de jongen. Soms voortplanten meerdere moervossen zich in één groep. De worpen worden dan gewoonlijk samengevoegd tot een groep welpen, die bij alle moervossen mogen zogen.
De omvang van het territorium van de vos kan variëren tot 12 km², afhankelijk van voedselaanbod, nestplaatsen en andere factoren. Het biotoop wordt aangeduid door geursporen die voornamelijk bestaan uit urine en uitwerpselen, die worden geplaatst in duidelijk zichtbare en geurige locaties, maar vooral in vaak bezochte gebieden. Alleen de dominante vossen geven hun geur af, waarvan een component is geïdentificeerd als 3-methyl-2-buteen-1-thiol.
Vossen hebben de mogelijkheid om minstens 28 verschillende geluiden voort te brengen en hebben ook een aantal verschillende houdingen voor het communiceren. Onderdanige vossen hebben hun oren naar achteren gericht, de mond enigszins open en kwispelen af en toe met de staart. Agressieve vossen houden hun oren schuin en hebben hun mond wijd open.
Vossen creëren hun holen door zelf te graven of in die van een konijn of das te schuilen. De gemiddelde diameter van de ingang van het hol is circa 20 cm. Soms delen de vossen hun holen met konijnen en dassen. Deze zelfgegraven holen zijn meestal gevestigd in zandbanken, onder omgevallen bomen, tussen boomwortels of rotsen en hebben meestal twee tot vier ingangen. Een burcht wordt genoemd als de holen meerdere ingangen hebben. Meestal gebruiken alleen drachtige vrouwtjes de holen. Tijdens het seizoen buiten de voortplanting, zoekt de vos overdag een beschutte plek op.
Vossen zijn doorgaans monogaam. Hun paartijd vindt plaats in de winter, waarin de vrouwtjes slechts een tot zes dagen vruchtbaar zijn en mannetjes op hun hoogste vruchtbaarheidsniveau staan. Na een draagtijd van 51 tot 56 dagen worden de jongen in de lente (tussen maart en mei) geboren. Soms delen meerdere drachtige vrouwtjes hetzelfde hol.
De grootte van een worp varieert meestal tussen de 4 en 6 welpen, maar het is ook mogelijk dat de worp uit 5 tot 8 jongen bestaat, in uitzonderlijke gevallen zelfs 10. Dit is afhankelijk van het voedselaanbod in het gebied waar de vos leeft. In gebieden met veel vossen zijn de worpen kleiner. De jongen zijn bij de geboorte blind en doof en wegen ongeveer 100 gram met hun donkere fluweelachtige vacht, stompe snuitjes en kleine oren. De eerste twee tot drie weken na de geboorte zijn ze afhankelijk van hun moeder; de vader en helpers brengen voedsel voor de moeder de eerste dagen, en nadat de jongen gespeend zijn, helpt de moeder ook mee.
Na elf tot veertien dagen openen de pupjes hun ogen. Gedurende de eerste maand zijn ze aanvankelijk blauw van kleur, maar later verandert dit in bruin. Wanneer de welpen vier weken oud zijn, groeien hun neus en oren snel en krijgen ze een rossige glans over hun vacht. Rond deze tijd beginnen ze hun eerste vaste voedsel te eten. Na zes weken worden ze gespeend en na zeven tot acht weken hebben ze hun melkgebit volledig.
Na zes maanden hebben jonge vossen meestal een volwassen uiterlijk. In de herfst zijn ze volgroeid en zoeken ze hun eigen territorium. Na tien maanden zijn ze klaar om te paren.
In het wild kan een vos ongeveer tien jaar oud worden, hoewel de meeste niet ouder worden dan drie. De meest voorkomende doodsoorzaak is ziekte, waaronder schurft en hondsdolheid. Vossen kunnen ook een aantal parasieten bij zich dragen, waarvan de vossenlintworm de meest voorkomende is. De vos ondervindt geen schade van deze lintworm. Verkeer en jacht zijn ook belangrijke oorzaken van hun vroege dood.
De vos is momenteel het meest verbreide roofdier (vroeger was dit de wolf). Deze soort is te vinden over bijna het gehele noordelijk halfrond, van de poolcirkel tot Noord-Afrika, Noord-Amerika en het Aziatische steppengebied. Met uitzondering van te hete woestijnen, koude toendra’s en op eilanden zoals IJsland. De vos is ook geïntroduceerd in Australië, de Falklandeilanden en het eiland Man, waar hij waarschijnlijk weer is uitgestorven. Het is een van de grootste roofdieren die nog in de Benelux voorkomen.
De vos is een diersoort die zich aan veel verschillende leefomgevingen kan aanpassen, zoals woestijnen, toendra’s, moerassen, gebergten, duinen en landbouwgebieden. In Engeland komt de vos ook in stedelijke gebieden voor, vooral in de buitenwijken met grote tuinen en stadsparken. Hoewel er illegaal wordt gejaagd, begon de stadsvos in het begin van de jaren ’80 ook in België te verschijnen. Er zit bijvoorbeeld een vos in de Kruidtuin in Mechelen en in het park van Woluwe in Brussel is er een hoge concentratie stadsvossen. Hoewel het bos met open gebieden en struwelen de favoriete habitat blijft, is de vos in staat om zich aan te passen aan veel verschillende omgevingen.
In de jaren dertig van de 19e eeuw werd de Vos in Australië geïntroduceerd om te dienen als prooi tijdens de traditionele, Engelse jacht. Hij is nu gezien als een exoot die meer schade aanricht dan de kat en het konijn. Bij de achteruitgang of het uitsterven van bepaalde dierensoorten, zoals de woestijnkangoeroerat, wordt de Vos als een belangrijke factor aangewezen.
De vos is in principe geen geschikt huisdier. Ze zijn meestal mensenschuw en kunnen, in sommige omgevingen, bedelgedrag aanleren. Om de domesticatie van wilde dieren na te bootsen begonnen wetenschappers in Rusland in 1958 met het fokken van zilvervossen, een kleurvariant van de vos. Hiervoor werden zilvervossen geselecteerd op hun tamme eigenschappen. Na negen generaties selectie waren er al aanzienlijke gedragsveranderingen waardoor veel van de zilvervossen als huisdieren kunnen worden gebruikt.
In België is het niet toegestaan om een vos als huisdier te hebben zonder officiële erkenning. De vos staat niet op een concept van een positieflijst van zoogdieren die geschikt zijn als huisdieren. Ondanks dat deze lijst niet op dit moment geldig is, mag de vos niet als huisdier worden gehouden.
Vossen worden in verschillende landen gefokt voor het verkrijgen van hun pels, waaronder China en Finland. In België en Nederland is dit echter verboden.
Het beeld van de vos als slim en sluw is verweven met de Oudheid en blijft terugkeren in fabels, verhalen en zelfs recente werken. De vos is bijvoorbeeld te vinden in de verhalen van Aisopos, Reynaart de Vos, Uncle Remus en De kleine Prins. Dit personage wordt vaak beschreven als bedrieglijk, maar ook bewonderd om zijn slimheid en zorgeloosheid.
Sinds de twintigste eeuw worden vossen ook veelvuldig gebruikt in strips en tekenfilms. Een beroemd Walt Disney-personage is Rein Vos. Andere voorbeelden zijn Joris Goedbloed uit Panda, de Bommelsaga (twee strips van Marten Toonder), Lowieke de Vos uit De Fabeltjeskrant of Zwieber de Vos uit Dora the Explorer.