
De Grote Bonte Specht (Dendrocopos major), lid van de familie van de spechten (Picidae), is een vogel die talrijk en wijdverbreid is in een groot deel van het Palearctische gebied. Hier leven ze in bossen en allerlei cultuurlandschappen, en voedsel zoeken ze in vrijwel alle vegetatielagen. In de zomer bestaat hun dieet voornamelijk uit insecten en andere ongewervelden, terwijl ze in de winter voornamelijk plantaardig voedsel, zoals zaden van naaldbomen, eten.
Ondanks de suggestieve naam, is de Grote Bonte Specht een relatief kleine soort spechten. Een volwassen exemplaar heeft meestal een grootte van 20 tot 24 centimeter, en weegt 60 tot 110 gram. De spanwijdte van de vleugels is 34 tot 39 centimeter.
Het verenkleed van de grote bonte specht heeft een overwegend zwarte bovenkant en een witte onderkant, met uitzondering van een rode anaalstreek. Sommige ondersoorten hebben ook wat rood op de borst. De vleugels hebben grote, ovaalvormige witte schoudervlekken en de slagpennen hebben vijf of zes witte vlekken die samen een witte band vormen. De drie paar buitenste staartveren zijn gebandeerd en te zien als de staart gespreid staat. De kop is wit aan de zijkanten en de keel en heeft een zwarte baardstreep die in een Z-vormige vlek loopt. De geslachten zijn te herkennen aan de koptekeningen: mannetjes hebben een rode vlek in de nek en vrouwtjes hebben een geheel zwarte kruin.
De iris heeft een roodbruine kleur. Om het inademen van fijn zaagsel te voorkomen, is de snavel met fijne veren rond de neusgaten uitgerust. De krachtige klauwen aan de tenen zijn, net als bij veel spechten, zygodactyl geplaatst: twee tenen staan naar voren en twee naar achteren. Er is een opmerkelijk dikke grijze huid op de poten aanwezig als bescherming tegen insectenbeten.
Juveniles van beide geslachten hebben een grote rode kruin- en roze anaalstreek, wat de middelste bonte specht (Dendrocoptes medius) veelal lijkt, met uitzondering van het zwarte in de kruintekening. De schoudervlekken van een juveniel zijn vaak gestreept.
De naam ‘grote bonte specht’ is bedoeld om deze soort te onderscheiden van andere veelvoorkomende ‘bonte spechten’ in de omgeving. Het verenpak lijkt sterk op dat van de middelste bonte specht (Dendrocoptes medius) en de kleine bonte specht (Dryobates minor), die ook in de Benelux voorkomen. De middelste bonte specht is 20 tot 22 centimeter groot en gelijk van geslacht. Het onderscheidt zich van de grote bonte specht door een grote rode koptekening, een zwarte koptekening die niet tot in de nek en snavel doorloopt en bredere en halve cirkelvormige witte schoudervlekken boven op de vleugels. De kleine bonte specht is aanzienlijk kleiner, met 14 tot 16 centimeter, en mist de rode anaalstreek en loopt de zwarte baardstreep niet door tot in de nek. De rug is in tegenstelling tot de grote en middelste bonte specht gebandeerd. Het vrouwtje mist de rode koptekening en is daardoor helemaal zwart-wit van kleur.
De grote bonte specht is moeilijk te onderscheiden van andere soorten Dendrocopos, zoals de Syrische bonte specht (Dendrocopos syriacus) en de grotere witrugspecht (Dendrocopos leucotos), die allebei in Europa voorkomen. De zwarte baardstreep loopt bij deze soorten niet door tot in de nek. Daarentegen heeft het mannetje van de witrugspecht een rode koptekening die tot het voorhoofd loopt. Ook de witvleugelspecht (Dendrocopos leucopterus), die in het westen van Azie leeft, heeft een licht afwijkende koptekening maar grote witte schoudervlekken op de vleugels.
Hoewel de grote bonte specht een opvallend verenkleed heeft, is het toch een relatief onopvallende vogel. Ze zijn flexibel wat betreft hun voedsel en leefomgeving en kunnen daarom in verschillende biotopen met struiken of bomen leven. Ze zoeken daar naar voedsel, van beneden naar boven. De bewegingen van de grote bonte specht zijn schokkerig. Terwijl ze klimmen, maakt hij kleine sprongetjes, waarbij hij zich met een poot afzet en met de andere neerkomt. Soms zit hij als een zangvogel rechtop op een tak. Zijn vlucht is typisch sterk golvend.
De grote bonte specht is een opportunist, waardoor het voedsel dat hij eet per leefgebied sterk kan verschillen. In warme periodes eet hij vooral dierlijk voedsel, zoals insecten larven en poppen. Hiervoor foerageert hij van beneden naar boven op de boomstam en hakt hij met zijn kleverige tong tunnels open om de prooidieren te vangen. Ook kleine gewervelde zoogdieren kunnen in het dieet van de specht zitten. Hij kraakt bijvoorbeeld zangvogels of andere spechtensoorten open om de eieren of kuikens te eten. In de winter voedt de bonte specht zich vooral met plantaardig voedsel, zoals zaden van naaldbomen, beukennootjes, eikels, noten, bessen en hars. Daarnaast bezoekt hij ook regelmatig voedertafels.
De grote bonte specht geeft een luid, metaalachtig kiek als contactroep, welke hij soms twee of meerdere keren herhaalt, ongeveer eens per seconde. Als hij opgewonden is, wordt deze roep sneller herhaald of laat hij een tjet-tjet-tjet horen. De alarmroep is een luid kre-kre-kre.
Tijdens het afbakenen van zijn territorium, bonsd het mannetje van de grote bonte specht veel vaker dan het vrouwtje. Ook gebruikt het mannetje zijn roffel om een vrouwtje te lokken. Afhankelijk van de wind en de toestand van het hout, is deze roffel op grote afstand te horen. In vergelijking met andere spechtensoorten uit zijn leefgebied, gebruikt de grote bonte specht vaker dood hout en is de roffel korter en sneller, meestal bestaande uit tien tot zestien slagen per seconde die net voor het einde versneld worden. Tijdens de paartijd en het broedseizoen roffelt de grote bonte specht vaker en langer.
Net zoals alle spechten behoort de grote bonte specht tot de holenbroeders. Aan het einde van elk jaar graaft het mannetje een nestholte in een zachte houtsoort in een volgroeide boom. Er wordt geen voorkeur gegeven aan een bepaalde boomsoort en zowel naald- als loofbomen worden gebruikt. Oude nestholtes worden soms hergebruikt, maar de grote bonte specht zal nooit in een nestkast nestelen. De nestholte is meestal tussen de vijftien en dertig centimeter diep en de bodem is bekleed met houtsnippers.
In de maand december begint een mannetje met het maken van een nestholte, of de selectie van een oude, en daarbij hoort ook het geroffel dat gebruikt wordt als een soort hofmakerij. Wanneer een vrouwtje in hetzelfde gebied de roffel beantwoordt, volgt er verdere baltsgedrag. Deze omvat onder meer agressieve bewegingen, zoals het opzetten van de kopveren.
Gedurende de maanden april en mei leggen de Grote Bonte Spechten tussen de vier en zeven creme-witte eieren die binnen elf en dertien dagen uitkomen. De jonge spechten worden drie tot vier weken door beide ouders gevoed voordat ze uitvliegen. In de tweede helft van deze periode is het nest goed te horen door het lawaaierige “vie-vie-vie”, “gee-gee-gee” en verschillende zoemende geluiden die de jongen maken. Eenmaal verschrikt duiken ze snel weer terug hun hol in. Vogels zoals uilen en kauwen zijn nest-concurrenten van de Grote Bonte Specht, terwijl in Nederland de halsbandparkiet, een exoot die als ontsnapte kooivogel hier is gevestigd, vaak de holtes inpikt.
De grote bonte specht heeft een uitgebreid verspreidingsgebied dat zich uitstrekt van Europa tot Noord- en Oost-Azië, en delen van het Midden-Oosten en Noord-Afrika langs de Middellandse Zee. Afgezien van de koudere klimaten is hij een standvogel in bijna al zijn leefgebieden. Buiten zijn verspreidingsgebied is hij als dwaalgast aangetroffen in Hong Kong, IJsland en de Verenigde Staten.
De Grote Bonte Specht is een van de minst gespecialiseerde soorten spechten en daardoor komt hij in alle soorten biotopen voor, zoals open en dichte loof- en naaldbossen, parken en boomgaarden. Hij verkiest een leefomgeving met veel oud en dood hout, wat naald- en loofbossen betreft, maar ook stedelijke parken. De meeste populatiedichtheden bevinden zich in oude loofbossen.
De grote bonte specht is een veel voorkomende soort specht en het aantal stijgt steeds. Mede vanwege de omvang van de verbreiding en de grote populatiedichtheid staat de vogel als ‘niet bedreigd’ (LC of ‘Least Concern’) op de Rode Lijst van de IUCN