
De naam Narcis, afkomstig uit de Griekse mythologie, is de naam van een geslacht van bolgewassen uit de familie Amaryllidaceae. Narcissen hebben een koude rustperiode nodig om in het voorjaar te bloeien. Dit is vernoemd naar de Griekse Mythe Narissus.
Men kan de Narcissen gerust verwilderen, zij zullen zichzelf vermeerderen en elk jaar meer bloesems veroorzaken.
Van de Macaronesische regio tot in Afghanistan en verder noordoostwaarts door Zuid-China en Japan komen deze soorten voor.
De bloemen van deze familie kunnen variëren van roze, oranje, rode, witte of gevlekte, dubbelbloemige bloemen met grote gele trompetten of trosjes van gele of witte bloemetjes. In tegenstelling tot de Leliefamilie hebben deze soorten een onderstandig vruchtbeginsel.
Het giftige alkaloide lycorine is aanwezig in alle narcissensoorten, vooral in de bol maar ook in het blad. Daarom vermijden grazend vee de narcis. In kaalgegraasde weides is het mogelijk om uitbundige bossen bloeiende narcissen te zien staan.
Het blad bevat calciumoxalaat, dat contacteczeem veroorzaakt bij mensen die veel met narcissen werken, zoals kwekers en bloemisten, die gevoelig zijn voor deze stof. Bij sommige cultivars is de concentratie van calciumoxalaat hoger dan bij anderen. In het bijzonder veroorzaken de cultivars ‘Actaea’, ‘Camparelle’, ‘Gloriosa’, ‘Grande Monarque’, ‘Ornatus’, ‘Princeps’ en ‘Scilly White’ huidirritaties.