
De koolmees (Parus major) is een zangvogel uit de familie van echte mezen (Paridae). Vooral in België en Nederland is hij een alomtegenwoordige broedvogel Het is in het algemeen een standvogel, maar in sommige jaren trekt hij een variabel aantal doortrekkers aan.
Koolmezen van volwassen leeftijd bereiken een grootte variërend tussen 13,5 en 15 centimeter en hebben een spanwijdte van 22,5 tot 25,5 centimeter met een gemiddeld gewicht van 17 gram. Ze hebben een zwarte kruin, witte wangvlekken, een gele borst en een zwarte band die loodrecht eroverheen loopt. Mannetjes zijn herkenbaar aan de bredere zwarte band, meer zwarte kleur tussen de poten en een glanzende kop. Jongere exemplaren zijn lichter van kleur en ontbreken de zwarte streep. Deze verschijnt pas in het najaar. De koolmees is de grootste meessoort, zoals de naam major (wat ‘groot’ betekent) suggereert. Het geluid van de koolmees klinkt als p eh-puuh, wat vergelijkbaar is met de sirene van een politieauto, terwijl de zang een hoog si si sirrr produceert dat iets zachter klinkt dan die van de pimpelmees. Hun vlucht is meestal hetzelfde als die van andere mezen: ze zweven in grote bogen met afwisselend slagen met de vleugels.
Koolmezen hebben de mogelijkheid om UV licht te waarnemen, wat niet kan worden gezegd van de meeste andere dieren, met inbegrip van de mens. Dit vermogen is cruciaal voor het vrouwtje om te bepalen wie ze gaat kiezen. De zwarte streep is hierbij essentieel om indruk te maken op de vrouwtjes. Met de UV-gevoeligheid kunnen soortgenoten gemakkelijk herkend worden zonder op te vallen voor roofdieren. Daarnaast speelt het vermogen van het mannetje om te dansen, zingen en voeren ook een rol in de selectie.
Hoewel Koolmezen grotendeels in bosrijke omgevingen leven, zijn ze ook vaak te vinden in tuinen met veel groene voorzieningen. Ze verblijven het meest in het struikgewas, tussen houtwallen en houtsingels en eigenlijk overal waar bomen te vinden zijn. Deze vogels zijn niet schuw en soms eten ze zelfs pinda’s uit de hand. Volgens schattingen staat het aantal koolmezenkoppels in Nederland op 500 000 tot 600 000 en het aantal stijgt nog steeds. De gemiddelde maximumleeftijd van een koolmees in gunstige levensomstandigheden is ongeveer 10 jaar. De oudste geringde en geregistreerde koolmees werd 15 jaar oud, maar men vermoedt dat het mogelijk is om een leeftijd van 22 jaar te bereiken.
Hoewel koolmezen gezien worden als baldadig zijn ze ook zeer nuttig voor liefhebbers van fruitbomen en grote fruitgewassen. Omdat zij vruchten en bladeren doorzeven om rupsen te verwijderen, vangen ze een grote hoeveelheid plaaginsecten op een biologische manier. Echter, dit kan ook schade toebrengen aan de oogst en de planten. Ook gaan koolmezen gaten maken in de nesten van ssierupsn en eten zowel jonge als oude exemplaren. Hoewel ze bij grote plagen een beperkte invloed hebben, zo hebben gemeenten die nestkasten hadden opgehangen dat vastgesteld.
Koolmezen hebben een voorkeur voor een nestkast of een boomholte met een vlieggat dat een paar millimeter groter is dan dat van de pimpelmees. Het gat dient minstens 32 mm in doorsnede te zijn. Daarnaast heeft de binnenmaat van de nestkast een minimale grootte van 12x12x25 cm. Tijdens de broedtijd voeden ze zich hoofdzakelijk met insecten en insectenlarven.
In het voorjaar en in de vroege zomer wordt de koolmees seksueel actiever, maar het mannetje begint al vroeg te zingen als de dagen langer worden (21 december).
Koolmezen hebben een neiging om samen te blijven voor een tot twee broedsels en ze nemen beide de verantwoordelijkheid voor het voeren van de jongen. Het is echter niet ongebruikelijk als het koppeltje het zelfde nest gedurende meerdere jaren gebruikt. Een gemiddeld nest bevat zeven tot vijftien eieren, waarvan meestal zes tot acht uitkomen. Ongeveer 60% van deze eieren zal volwassen worden, wat hoger is dan bij de pimpelmees. Koolmezen zijn ook beter bestand tegen strenge winters dan pimpelmezen.
Koolmezen selecteren een gebied waar zij hun nest kunnen bouwen door middel van snavelmarkeringen rondom de opening. Daarna zullen zij hun nest beginnen met typische, zachte materialen zoals mos, haren, veren, bladeren, takjes etc. Na het bouwen, legt het vrouwtje een ei per dag tot 8-10 eitjes. Terwijl het vrouwtje de eitjes broedt, voedt het mannetje haar. Na twee weken komen de eieren uit en beide ouders voeden hun jongen.
Om de locatie van het nest te verbergen voor roofdieren, zullen de ouders de og van de jongen, die in een speciaal zakje zit, en de eierschalen verwijderen van het nest. Niet alleen verdedigt het nest tegen aanvallers, maar ook tegen de elementen van wind en kou.
Terwijl ze broeden, kunnen koolmezen gestoord worden, waardoor ze blijven zitten op hun nest en maken blazende geluiden om af te schrikken.
Gedurende de periode van 16 tot 23 dagen in het nest, zijn de jonge vogels klaar om het nest te verlaten. Net zoals de ouders, hebben ze een gevoel voor een geschikt moment. Daarna volgt er voor de ouders een drukke periode waarin ze de jongeren leren hoe ze voedsel moeten zoeken. Door hun drukke geroep blijven ze bij elkaar. Deze eerste periode is moeilijk voor beide partijen, omdat ze een gemakkelijk te traceren doel voor roofdieren vormen. Gewoonlijk leren de jongen snel hoe ze zelfstandig voedsel moeten vinden. Door het leren van de omgeving, keren ze elk jaar terug in de lente. Soms nemen de jonge vogels het vroegere ouderlijk nest als dat nog niet bezet is.
De koolmees heeft een aanpassingsvermogen om zich aan de klimaatverandering aan te passen.
De creativiteit van een koolmees komt goed van pas bij het overleven. In het geval van een strenge winter, kan de vogel ervoor kiezen om in een oud nest te overwinteren omdat dit een relatief hoge concentratie insecten als voedsel bevat. Ook kan de koolmees naar een warmer gebied verhuizen. In Nederland is er daarom ’s winters vaak een toevloed van vogels uit koudere noordelijke landen. Normaal gesproken is er voldoende voedsel voor de koolmees. In extreme omstandigheden kunnen vetbollen een nuttige supplement zijn.
Koolmezen maken graag gebruik van vetbollen, pindanootjes en voedertafels met een gevarieerd assortiment zaden. Ze verdedigen vaak een vetbol tegen andere mezen. Om echter niet ten prooi te vallen aan roofdieren neemt de koolmees kleine hapjes en kijkt steeds alert om zich heen. Ook pindanootjes doet hij vaak meenemen naar een rustige, beschermde plek – waar hij de tijd neemt om het op te eten.
In de lente en zomer beïnvloedt de temperatuur het aantal voedselbronnen voor eekhoorns. Hierbij kun je denken aan insecten en larven, zaden, bessen, knoppen en noten. Naast het voedsel dat men de eekhoorns aanbiedt, eten zij dus ook uit de natuur.
In een Hongaarse grot is waargenomen dat koolmezen vleermuizen eten. Deze waarneming is het eerste bewijs van jachtgedrag door zangvogels op vleermuizen. Dit is waarschijnlijk een gevolg van het feit dat de koolmees in de winter geen ander voedsel kan vinden.
De ondersoort Parus major major van de koolmees is erg talrijk. Zij heeft het grootste verspreidingsgebied, dat Europa (met uitzondering van de noordelijkste rand en IJsland) omvat en een strook van honderden kilometers door Rusland beslaat tot aan de Zee van Ochotsk in het Noord-Pacifisch gebied. Daarnaast is er in Noord-Afrika (van Gibraltar tot Italie) een strook waar de ondersoort voorkomt.
De koolmees komt het hele jaar door voor in Europa, voornamelijk in bossen, parken en tuinen. Het is meestal een standvogel, maar in sommige jaren trekken grote aantallen uit het noordoosten van Europa naar het midden en het westen. Koolmezen zijn echter zeer territoriaal en verdedigen hun territorium een jaar of hun hele leven tegen soortgenoten.
Er zijn 15 verschillende ondersoorten van deze soort.